Via een “begunstigingsclausule” in een levensverzekeringscontract hebt u de mogelijkheid om de begunstigde van uw verzekering te kiezen. Vaak gebruiken mensen standaard termen zoals “de nalatenschap” of “wettige erfgenamen”.
In oude levensverzekeringscontracten wordt ook vaak voorzien in een standaard begunstigingsclausule, bestaande uit een cascade: “de echtgenoot, bij gebrek daaraan de kinderen en bij gebrek daaraan de wettige erfgenamen”.
Wat is het verschil dan precies?
Onder de wettige erfgenamen vallen uw kinderen, de langstlevende echtgenoot/wettelijke samenwonende partner, bij gebreke daarvan de broers/zussen en de ouders, bij gebreke daarvan de ooms/tantes, neven/nichten… Deze regeling werkt met een systeem van evenredige verdeling. Er wordt geen rekening gehouden met testamentaire erfgenamen (deze die in het testament worden aangeduid). Nu deze begunstigingsclausule een beding ten behoeve van een derde is, wordt het kapitaal rechtstreeks aan de begunstigde(n) uitgekeerd bij overlijden. Het valt, in tegenstelling tot wat veel mensen zouden denken, dus niet in de nalatenschap, tenzij…
Indien u echter in de begunstigingsclausule “de nalatenschap” vermeldde dan werden de regels van het erfrecht gevolgd. Dit betekent concreet dat de levensverzekering in de hele nalatenschap kwam, met voorrang voor de testamentaire begunstigde indien er een testament opgesteld was.
Wat vaak gebeurde is dat men een testament opmaakte waarbij men alle of bepaalde bezittingen aan één of meerdere begunstigden liet toekomen. Deze personen waren niet noodzakelijk wettige erfgenamen maar vrienden of verre familie met wie men in de laatste levensjaren een band opbouwde door gezelschap en verzorging etc.
Degene die een testament (de testator) opmaakte en die dergelijke levensverzekeringsproducten had stond er niet bij stil dat de kapitalen niet in zijn nalatenschap zouden vallen indien hij dit niet uitdrukkelijk had bedongen.
Daardoor was het vaak zo dat deze kapitalen, die soms een groot deel van de totale bezittingen van de testator vertegenwoordigden, niet terecht kwamen bij de in het testament aangeduide personen maar bij “wettige erfgenamen” (vb. nichten en neven die mens soms nauwelijks kende).
Nu stelt zich de vraag of dit wel de bedoeling was van de overledene ? Het is immers vaak zo dat deze verzekeringscontracten afgesloten zijn voor de opmaak van het (eigenhandig) testament.
Vermoedelijk was de testator zich van geen kwaad bewust en dacht hij dus dat ook deze kapitalen bij de door hem gekozen personen zouden terecht komen.
Er diende in principe een bijvoegsel aan de polis te worden gemaakt waarbij de begunstigde diende te worden gewijzigd naar « de nalatenschap ».
Dit gebeurde evenwel vaak niet en de standaardclausule bleef behouden.
De kredietinstellingen kunnen bovendien niet weten dat een verzekerde een testament opmaakt. Zij kunnen dus niet weten dat de begunstigingsclausule niet (meer) zou corresponderen met de wil van de testator zoals die bleek uit het testament.
Het dient opgemerkt te worden dat dit een veel geziene problematiek is. Reden waarom de wetgever twee jaar geleden heeft ingegrepen.
Artikel 110/1 Wet op de Landverzekeringsovereenkomsten stelt het volgende :
Art. 110/1. Aanwijzing van de wettelijke erfgenamen als begunstigden. Wanneer de wettelijke erfgenamen als begunstigden worden aangewezen zonder bij name te zijn vermeld, is, onder voorbehoud van tegenbewijs of andersluidend beding, de verzekeringsprestatie verschuldigd aan de nalatenschap van de verzekeringnemer.
Dit artikel werd ingevoerd bij wet van 13 januari 2012 en is in werking getreden op 5 maart 2012.
Indien we de wet van 13 januari 2012 erop nalezen dan kunnen we het volgende vaststellen:
Art. 3. De bepalingen van deze wet zijn van toepassing op de levensverzekeringsovereenkomsten afgesloten vanaf de inwerkingtreding van deze wet.
Gedurende een termijn van twee jaar vanaf de inwerkingtreding van deze wet kan, met betrekking tot de lopende levensverzekeringsovereenkomsten afgesloten vóór de inwerkingtreding van deze wet, de verzekeringnemer op initiatief van de verzekeraar, door middel van een bijvoegsel bij de polis, getekend door de verzekeringnemer en de verzekeraar, uitdrukkelijk verklaren dat hij afziet van de toepassing van artikel 110/1.
Indien een dergelijke verklaring niet wordt afgelegd, zijn de lopende levensverzekeringsovereenkomsten afgesloten vóór de inwerkingtreding van deze wet, bij het verstrijken van die termijn, onderworpen aan de bepalingen van deze wet.
In principe is het nieuwe artikel van toepassing op contracten die na 5 maart 2012 werden afgesloten.
Er bestaat evenwel een overgangsregeling voor reeds bestaande contracten die in verscheidene literatuur wordt uiteengezet als volgt:
Voor levensverzekeringscontracten, waarbij de “wettelijke erfgenamen” als begunstigden zijn aangeduid zonder bij name te zijn vermeld, en die reeds afgesloten zijn op het ogenblik dat de nieuwe wet in werking treedt (5 maart 2012), kunnen drie situaties worden onderscheiden:
(1) De nalatenschap van de verzekeringnemer is reeds opengevallen op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet maar de verzekeringsprestaties dienen nog te worden uitbetaald: de wet van 13 januari 2012 is niet van toepassing en de prestatie dient in principe te worden betaald aan de wettelijke erfgenamen op grond van een beding ten behoeve van een derde tenzij de eventuele belanghebbenden erin slagen om – in der minne dan wel gerechtelijk – de nietigheid of de herroeping van de clausule door een later testament te laten vaststellen.
(2) De verzekeringnemer is in leven op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet, maar hij overlijdt binnen de periode van twee jaar die geboden wordt om een verklaring af te leggen: ook in deze situatie is de wet van 13 januari 2012 niet van toepassing en gelden de bij de eerste hypothese vermelde principes, indien de verzekeringnemer nog geen verklaring had afgelegd. Ingeval de verzekeringnemer wel al een verklaring had afgelegd waarin hij uitdrukkelijk afziet van de toepassing van artikel 110/1 Landverzekeringswet, kan niet meer worden geargumenteerd dat de erflater ofwel een standaardclausule zou ondertekend hebben die nietig zou zijn, ofwel dat hij de begunstiging bij later testament impliciet zou herroepen hebben.
(3) De verzekeringnemer is in leven op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet, en overlijdt na de periode van twee jaar die geboden wordt om een verklaring af te leggen:
– de verzekeringnemer heeft geen verklaring afgelegd: het nieuwe artikel 110/1 Landverzekeringswet is van toepassing;
– de verzekeringnemer heeft een verklaring afgelegd waarin hij afziet van de toepassing van artikel 110/1 Landverzekeringswet: in dit geval komt de verzekeringsprestatie toe aan de wettelijke erfgenamen, overeenkomstig de bepalingen van de afgelegde verklaring.
Wat verandert er nu vanaf 5 maart 2014 voor mensen met een levensverzekeringsovereenkomst met kapitaal bij overlijden, afgesloten voor 5 maart 2012?
Vanaf 5 maart 2014 komt het kapitaal van de levensverzekering automatisch in de nalatenschap terecht, ook bij de vermelding van “wettige erfgenamen”(zonder naam) als begunstigde. Als het echter uw bedoeling is het kapitaal aan uw wettige erfgenamen te doen uitkeren, dan moet u dit expliciet vermelden bv. onder de vorm: “wettelijke erfgenamen van de verzekeringsnemer zoals van toepassing vóór de wet van 13 januari 2012”.
Doet u dit niet en blijft de clausule wettige erfgenamen zonder meer behouden, dan zal het kapitaal bij overlijden toekomen aan uw nalatenschap.
Verder dient ook nog opgemerkt te worden dat de wettelijke samenwonende een beperkt erfrecht heeft (enkel vruchtgebruik op de woning en huisraad) en dus niet tot de begunstigde van een levensverzekering zal behoren. In dit geval is een testament opstellen aangewezen.
Tot slot: voor de contracten afgesloten vanaf 5 maart 2012 was deze regeling reeds van toepassing.