Left Right

Het conventionele recht van terugkeer en het recht van wettelijke terugkeer gelijk behandeld in de successierechten.

Apr 9, 2014 | bodeloadvocaten | Uncategorized | No Comments

Het conventioneel recht van terugkeer wordt het makkelijkst uitgelegd aan de hand van een voorbeeld.

Stel een vader schenkt een goed (roerend vb. geld of onroerend vb. een woning) aan zijn dochter. Deze schenking is per definitie onherroepelijk wat zoveel betekent als: vader kan de geschonken goederen niet meer terugeisen.

Beeldt u zich nu even in dat de dochter jaren later overlijdt ten gevolge van een tragisch ongeval. Vader is op dat moment nog in leven. In dit geval zullen de geschonken goederen (in zoverre ze nog niet verbruikt zijn of erover beschikt werd) tot de nalatenschap van de dochter behoren.

Stel dat vader tot de nalatenschap van zijn dochter komt. Vader zal op wat hij verkrijgt uit de nalatenschap successierechten moeten betalen, dus mogelijks ook op hetgeen hij zelf aan haar geschonken heeft voor haar overlijden.

Stel dat dochter gehuwd was, dan kunnen de door vader geschonken goederen in sommige gevallen bij de schoonfamilie terecht komen. Dit wordt vaak als onwenselijk ervaren.

Om dit te vermijden kan er aan de schenking een ontbindend beding worden toegevoegd dat er voor zorgt dat de schenking teniet wordt gedaan op het moment dat dochter overlijdt (al dan niet kinderloos) voor vader. Het is alsof de schenking nooit heeft plaatsgevonden: de goederen worden geacht het vermogen van de schenker nooit te hebben verlaten en komen evident niet terecht in de nalatenschap van dochter en er moeten geen successierechten op worden betaald. Wel dergelijk beding noemt men een conventioneel recht van terugkeer.

Vaak zal er bovendien aan dit conventionele recht van terugkeer een optie worden gevoegd. De optie laat de schenker toe zelf te beslissen of deze de terugkeer inroept of niet, hetgeen nuttig kan zijn om in elk concreet geval de afweging te maken.

Dit conventioneel recht van terugkeer mag echter niet verward worden met het zogenaamde recht van wettelijke terugkeer, dat werd ingelast in artikel 747 van het Burgerlijk Wetboek. Dit recht van wettelijke terugkeer houdt bijvoorbeeld in dat indien een kind voor zijn ouders komt te overlijden zonder zelf afstammelingen na te laten, de ouders, en alleen zij bij uitsluiting van alle anderen, de door hen aan hun kind geschonken goederen erven.

In dat geval was er wel sprake was van een verwerving via de nalatenschap van het kind en dienden de ouders successierechten te betalen op de goederen onderworpen aan dit recht van terugkeer. U kan zich inbeelden dat dit als uiterst onrechtvaardig overkwam nu het vooroverlijden van een kind op zich één van de meest dramatische gebeurtenissen is die men kan meemaken.

Bovendien is het meteen duidelijk dat er dus een verschil is in fiscale (successie) behandeling tussen het conventioneel recht van terugkeer (geen successierechten) en het recht van wettelijke terugkeer (wel successierechten).

De wetgever besloot dan ook om in te grijpen en om deze discrepantie weg te werken.

Met het decreet van 6 december 2013 van het Vlaams Parlement houdende wijziging  van het Wetboek der Successierechten, werd artikel 55 quinquies ingevoerd.

Dit artikel stelt dat de waarde van de goederen die geschonken werden en die ingevolge de wet terugkeren naar de bloedverwanten in de opgaande lijn, niet aan successierechten zullen worden onderworpen.

Opdat het artikel van toepassing is dient (samen) aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan:

-de goederen werden door de bloedverwanten in opgaande lijn (ouders, grootouders…) bij leven aan de erflater (de afstammeling) geschonken voor diens overlijden;

-de goederen bevinden zich nog in natura in de nalatenschap of, indien zij toch werden vervreemd, is er daarvoor nog een schuldvordering in de nalatenschap aanwezig; (Bij een onroerend goed zal dit ‘nog aanwezig zijn’ makkelijk kunnen aangetoond worden. Gaat het echter om een som geld, dan dient deze nog voldoende identificeerbaar te zijn.)

-de erflater is zonder nakomelingen gestorven.

Deze voorwaarden lijken evident in hun toepassing maar toch moet men goed opletten.

Wat gebeurt er bijvoorbeeld als er wel een kind (of andere nakomeling) is maar deze de nalatenschap verwerpt? Of onwaardig is? Kan er dan sprake zijn van een wettelijke terugkeer of niet? M.i. zou dit moeten kunnen nu het toch de uiteindelijke bedoeling is dat de door de ascendenten geschonken goederen waarover niet beschikt is, en die – om éénder welke reden- niet bij de afstammelingen van de erflater terecht komen, naar de schenkers- ascendenten terugkeren.

Of nog, stel dat de erflater een testament heeft opgemaakt waarbij het onroerend goed dat deze destijds door zijn/haar ouders geschonken kreeg legateert (via een testament beschikken over goederen) aan een welbepaald persoon. Op dat moment heeft de erflater beschikt over het goed en kan er dus geen sprake meer zijn van wettelijke terugkeer. Een legaat is dus ook een beschikking. Wat dan ook absoluut dient vermeden te worden is dat men nét een testament gaat opmaken om er zeker van te zijn dat het goed bij de ouders terecht komt. Op dat moment zullen zij immers ontvangen via testament en zullen er alsnog successierechten worden geheven. Dit zou dus echt een juridische en fiscale lapsus betekenen.

Er dient dus besloten te worden dat het verschil in fiscale (successie) behandeling tussen het verkrijgen van geschonken goederen op grond van een conventioneel beding van terugkeer of op grond van het wettelijk recht van terugkeer met de invoering van voormeld decreet is weggewerkt; al dient er toch nog steeds opgelet te worden voor enkele valkuilen en formele vereisten (uitdrukkelijke vraag om toepassing in aangifte van nalatenschap).

Tot slot dient nog benadrukt te worden dat deze nieuwe regel van toepassing is op alle overlijdens vanaf 24 januari 2014.

Sofie Longerstay

Comments are closed.