De innovatie van het gerechtelijk jaar 2014: De Familierechtbank
Uiterlijk op 1 september 2014 zal elke rechtbank van eerste aanleg een eigen familie- en jeugdrechtbank hebben. Bij deze rechtbank kan men terecht met familiale geschillen en jeugdzaken. Bemiddeling krijgt een centrale plaats in de familierechtbank.
De structuur van de familierechtbank
De familie- en jeugdrechtbank bestaat uit drie soorten kamers:
De familiekamers zijn bevoegd voor de burgerrechtelijke geschillen binnen het gezin.
De jeugdkamers, die reeds bestonden, zijn bevoegd voor de bescherming van het kind en de reactie op strafbare daden van minderjarigen.
De kamers voor minnelijke schikking trachten de partijen te verzoenen.
Ook bij het hof van beroep komen er familiekamers en kamers voor minnelijke schikking. Jeugdkamers waren er al.
De bevoegdheid van de familierechtbank
De familierechtbank neemt kennis van heel uiteenlopende vorderingen. Deze vorderingen staan opgesomd in het nieuwe artikel 572bis van het Gerechtelijk Wetboek.
Het betreft onder meer de volgende aangelegenheden:
Wat met de voorlopige maatregelen?
De wetgever centraliseert alle voorlopige maatregelen in het kader van familiale betrekkingen bij de familierechtbank.
Een familiedossier
Van zodra een eerste vordering bij een familierechtbank wordt ingediend, wordt er een familiedossier geopend.
Elk familiedossier krijgt een specifiek nummer. Dat nummer komt op alle akten van rechtsingang, besluiten en andere stukken van het dossier.
Bij verwijzing naar een andere familierechtbank, verhuist het volledige dossier mee.
De territoriaal bevoegde familierechtbank
Meestal zal de woonplaats van de minderjarige bepalen welke familierechtbank territoriaal bevoegd is. Maar er zijn ook andere regels.
Centraal staat het principe van één familiedossier. Vorderingen waarvoor de familierechtbank bevoegd is, worden voor dezelfde familierechtbank gebracht waar al eerder een geschil aanhangig is gemaakt. Deze bevoegdheidsregel zorgt ervoor dat er gewerkt kan worden met één familiedossier waarvoor steeds dezelfde familierechtbank bevoegd is.
Het spoedeisendheid karakter
De familierechtbank kan uitspraak doen in kort geding. Wanneer partijen spoedeisendheid aanvoeren.
Een aantal zaken worden van zichzelf geacht spoedeisend te zijn.
Het gaat om de volgende zaken:
Deze zaken kunnen ingeleid worden bij tegensprekelijk verzoekschrift, dagvaarding of gezamenlijk verzoekschrift.
De inleidende zitting vindt plaats uiterlijk binnen vijftien dagen na neerlegging ter griffie. Bij dagvaarding gelden afwijkende regels.
De blijvende saisine
De zaken die geacht worden spoedeisend te zijn, blijven ingeschreven op de rol van de familierechtbank, ook in geval van een uitspraak in hoger beroep. Als er dan nieuwe elementen zijn, kan dezelfde zaak opnieuw voor de rechtbank komen via conclusies of bij een schriftelijk verzoek. Dat gebeurt snel, binnen een termijn van 15 dagen na de indiening van de conclusies of het verzoek.
De wetgever somt op wat verstaan wordt onder ‘nieuwe elementen’. Het gaat in elk geval om feiten die niet bekend waren bij het eerste verzoek. Bij een uitkering tot levensonderhoud kan het bv. gaan om nieuwe omstandigheden waarin de partijen of kinderen verkeren en die hun situatie ingrijpend kunnen veranderen.
De persoonlijke verschijning
In bepaalde gevallen zijn de partijen verplicht om persoonlijk te verschijnen op de inleidingszitting. Dat is het geval bij vorderingen over:
Bovendien moeten partijen in alle zaken die gaan over minderjarige kinderen persoonlijk verschijnen op de inleidingszitting, op de zitting waarop de vragen over de kinderen worden besproken én op de pleitzittingen.
Minnelijke schikking
De wetgever hecht bijzonder veel aandacht aan de bemiddeling en andere vormen van minnelijke schikking.
1. Bemiddelingsinformatie door griffier
Zodra een vordering wordt ingesteld bij de familierechtbank, informeert de griffier de partijen over de mogelijkheid tot bemiddeling, verzoening of een andere minnelijke oplossing van conflicten. Ze krijgen alle nodige inlichtingen waaronder een informatiebrochure over bemiddeling, de teksten uit het Gerechtelijk Wetboek over de bemiddeling en een lijst met erkende bemiddelaars gespecialiseerd in familiezaken in het betrokken gerechtelijk arrondissement.
2. Informatieplicht familierechtbank
De familierechtbank is verplicht om op de inleidingszitting de partijen te wijzen op de mogelijkheid om hun geschil te beslechten via verzoening, bemiddeling of een andere vorm van minnelijke oplossing van conflicten.
Op vraag van de partijen of als de magistraat het opportuun vindt, wordt het dossier doorverwezen naar de kamer voor minnelijke schikking van de familierechtbank. Als men daar niet tot een volledige overeenkomst komt, gaat het dossier terug naar de familiekamer waar het werd ingeleid.
Het dossier kan trouwens gedurende de ganse stand van het geding naar de kamer voor minnelijke schikking gestuurd worden.
Alles wat gezegd of geschreven wordt tijdens de zittingen van minnelijke schikking is vertrouwelijk. Wat overeengekomen is, wordt wel in een PV gegoten.
Partijen en rechter-verzoener kunnen op elk moment de procedure van minnelijke schikking beëindigen.
De uitvoerbaarheid
De beslissingen van de familierechtbank zijn uitvoerbaar bij voorraad. Het vonnis wordt wel uitgevoerd op risico van de partij die tenuitvoerlegging vordert.
De familierechtbank kan – mits de nodige motivatie – de uitvoerbaarheid weigeren op vraag van een partij.
Vonnissen die de familierechtbank neemt in spoedeisende zaken zijn – op enkele uitzonderingen na – steeds uitvoerbaar bij voorraad, ook al is er verzet of beroep ingesteld. Als de rechter geen borgstelling heeft bevolen, is die ook niet van toepassing.
De territoriale bevoegdheid jeugdrechtbank
Wat betreft de territoriale bevoegdheid van de jeugdrechtbank is niet gekozen voor de woonplaats van de minderjarige. Hier gaat men voor de verblijfplaats van de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen. Als ouders gescheiden leven en samen het ouderlijk gezag uitoefenen, is de jeugdrechtbank van de verblijfplaats van de persoon bij wie de jongere gewoonlijk verblijft bevoegd.
Bij verandering van verblijfplaats wordt de zaak verwezen naar de jeugdrechtbank van het arrondissement van de nieuwe verblijfplaats. Maar ouders, jeugdrechter en openbaar ministerie kunnen vragen dat de zaak aanhangig blijft waar ze al aanhangig is.
De inwerkingtreding
De nieuwe wet van 30 juli 2013 treedt ten laatste in werking op 1 september 2014.
Bron: Wet van 30 juli 2013